Moeilijke Woorden

Communicatie

  • Perceptie= waarneming
  • Fantast= persoon met sterke fantasie
  • Analoge taal= het gaat samen met, heeft een overeenkomst met

Herstelrecht

  • Herstelgerichte berisping= deze variant ontstond in het buitenland en is bedoeld voor ernstige incidenten waarbij de politie verplicht is om maatregelen te treffen. De berisping wordt niet bepaald door een politie- of jeugdrechter maar is het voorwerp van een bemiddelingsgesprek waaraan de betrokkenen en hun achterban deelnemen.
  • Herstelgericht groepsoverleg (op school) of HERGO'S= dit expliciet herstelgericht gesprek vindt plaats wanneer zich een ernstig conflict heeft voorgedaan en ook de schoolomgeving hierdoor sterk werd geraakt. Onder begeleiding van een gespecialiseerd bemiddelaar gaan dader, slachtoffer en hun sociale omgeving op zoek gaan naar mogelijkheden om de kwalijke gevolgen zoveel mogelijk te herstellen of te compenseren.
  • Herstelgericht kringgesprek= dit gesprek vindt plaats in de groep waarin het probleem zich heeft gesteld en wanneer de groep er zelf een aandeel heeft in gehad. Ook hier is het de bedoeling om vanuit samenspraak tot herstelgerichte maatregelen of reacties te komen.
  • Herstelrecht= een cultuur waarin het herstellen van ondervonden leed en berokkende schade behoort tot de gangbare praktijk in conflicten tussen burgers. De tegenhanger van strafrecht.
  • Peermediation of peerbemiddeling= conflictbemiddeling door een leeftijdsgenoot die daartoe de mogelijke opleiding kreeg. Supervisie en coaching blijven wel noodzakelijk.
  • No-blame-aanpak= deze bijzondere vorm van bemiddeling waarbij de dader zelf niet tot schulderkenning moet komen heeft enkele raakpunten met de herstelgerichte aanpak: een leerkracht/opvoeder treedt op als tussenpersoon voor het slachtoffer en zoekt samen met enkele leerlingen (waaronder de dader(s)) naar manieren om het slachtoffer opnieuw veilig te stellen en bijvoorbeeld pestgedrag te doen stoppen. Elke leerling die deelneemt aan het gesprek wordt verzocht persoonlijk in te spelen op de belangrijkste vragen en noden van het slachtoffer.
  • Sanctie= straf of maatregel die wordt toegepast als rechtsregels worden overschreden.
  • Time-out= de leerling tijdelijk op een nevenspoor zetten, buiten de groep, klas of school, om een bestaand conflict te laten bekoelen.
  • Vertrouwensleerlingen= ook hier gaat het om leerlingen die een vooropleiding genoten en die zich beschikbaar stellen om andere leerlingen bij te springen, indien ze dit wensen. In sommige gevallen betekent het dat deze leerlingen bemiddelend tussenbeide komen bij een ruzie of een ander conflict. Supervisie door leerkrachten is essentieel.

De dynamische driehoek

  • Vitaal= onmisbaar
  • Constellatie= stand van zaken
  • Stagnatie= stilstand
  • Impasse= nauwelijks oplosbare moeilijkheid
  • Existentiële relatie= bestaande realiteit
  • Loyaliteit= trouw

Vroegtijdig schoolverlaten

  • Startkwalificatie ≠ diploma, maar een onderwijsniveau
  • Leerplicht = wettelijke verplichting tot het volgen van onderwijs
  • Intelligentieniveau = getal waarmee de intelligentie van iem. wordt uitgedrukt (afkorting: IQ)
  • Pull – en pushfactoren = aantrek- en afstootfactoren
  • Chain of events = keten van gebeurtenissen
  • Remedial teacher
  • Decaan = voorzitter van een universitaire faculteit
  • Time –out = reboundvoorziening

Communicatie tussen ouders en school

  • Participatieve schoolcultuur = een schoolcultuur die deelneemt aan het schoolgebeuren en geïntegreerd wordt in zowel de thuissituatie als op school.
  • Formele participatieorganen = betrokkene organen die op een zakelijke manier in contact staan met het schoolgebeuren.
  • Faciliteren = makkelijk maken
  • Adequate benadering = een gepaste benadering
  • SISO-systeem = Het SISO is een inhoudelijk systeem waarmee de informatieve boeken in een bibliotheek zijn ingedeeld op onderwerp. De SISO-code van een boek geeft aan bij welk onderwerp het is ingedeeld en het bepaalt de plaats in de kast waar je het kunt vinden (het SISO wordt daarom ook wel een plaatsingssysteem genoemd).
  • AVI-niveau = het leesniveau van de kinderen en de moeilijkheidsgraad van de teksten op elkaar afgestemd moeten zijn. Hiervoor zijn de negen AVI-niveaus ontwikkeld. De verschillen in niveaus zijn terug te voeren op de woord- en zinskenmerken van een tekst en de leesindex A. De negen AVI-niveaus worden enerzijds gebruikt om leesboeken en teksten in te delen naar moeilijkheidsgraad. Anderzijds worden ook de leesprestaties van de kinderen ingedeeld naar deze negen niveaus. Daarvoor zijn de AVI-toetskaarten ontwikkeld.
  • Decretaal = pauselijk besluit
  • Sensibiliseren = gevoelig maken
  • De pedagogisch-didactische ruimte = een omgeving met als doel opvoedend te werken met kinderen met zicht op het leren en onderwijzen.

Marginalisering van allochtone jongeren en ricicofactoren in hun dagelijks leven

  • Marginalisering= De term marginalisering verwijst naar een proces van afnemende participatie in maatschappelijke instituties, hetgeen vaak gepaard gaat met een vermindering in maatschappelijke weerbaarheid en zelfvertrouwen.
  • transitionele =transitie= Een `transitie` is een structurele maatschappelijke verandering die het resultaat is van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende ontwikkelingen op het gebied van economie, cultuur, technologie, instituties en natuur en milieu. Verleden: Een bekende transitie uit het verleden was de transitie van steenkool naar aardgas als belangrijkste energie.
  • egalitaire gezinstype: gelijkheid nastrevend, gericht op gelijke behandeling enz. '
  • Maghrebijnse jongens: jongens afkomstig uit Algerije, Marokko en Tunesië
  • acculturatieve stress=acculturatie= het overnemen door een volk van een vreemde beschaving of van elementen daarvan ten gevolge van aanraking met die beschaving '
  • een autoritatieve opvoedingsstijl =op gezag berustend; dit bezittend ' De ouders stellen redelijk grenzen voor hun kinderen en leggen hun regels duidelijk uit. Ze overleggen veel met de kinderen, er ruimte voor de eigen inbreng van de kinderen. De ouders voeden op met gezag en liefde. Ook moedigen ze het zelfstandige gedrag van hun kind aan.
  • een autoritaire opvoedingsstijl= De ouders domineren, zijn de baas. Zij bepalen de regels en stellen de eisen aan het gedrag van hun kind. Het kind hoort de ouders te gehoorzamen. Rust in de opvoeding, regelmaat en orde dat staat voor op. Luister het kind niet dan volgt er een straf.
  • permissieve opvoedingsstijl = De ouders geven hun kind veel positieve aandacht, maar stellen weinig eisen aan hun kinderen. De ouders gaan er vanuit dat aan alle initiatieven en behoeften van het kind tegmoet gekomen moet worden
  • Reciprociteit= wederzijdsheid, wederkerigheid, gelijke behandeling over en weer
  • Deviant gedrag = afwijkend gedrag
  • patrilineaire extended family, familie in een derde lijn = ouders grootouders en kinderen
  • urbanisatie = verstedelijking, concentratie van het leven in steden'
  • famille paternelle = heeft de vader weliswaar de rol van (autoritair) gezinshoofd op zich genomen, maar behoudt de moeder een ondergeschikte positie, ook al is zij niet langer onderworpen aan haar schoonmoeder. Kinderen in deze gezinnen hebben doorgaans een nauwe en warme band met hun moeder, die tevens als intermediair in de contacten met hun vader fungeer
  • extended family = uitgebreide familie
  • Accommodatieproces = aanpassingsproces
  • traditioneel gezinstype = het traditionele rollenpatroon wordt hersteld De vader neemt weer de rol van pater familias op zich en dwingt zijn vrouw weer een ondergeschikte positie in te nemen. Hij staat haar niet toe te werken of veel contacten buitenshuis te hebben
  • transitioneel gezinstype = Het gezin conformeert zich alleen in het openbaar aan het traditionele rollenpatroon De moeder en oudere kinderen accepteren alleen in het openbaar de rol van vader als pater familias, maar zij behouden hun autonomie in gezinsinterne zaken. De vader accepteert zijn marginale rol binnenshuis
  • egalitair gezinstype = Tussen man en vrouw ontstaat een meer egalitaire relatie Hoewel man en vrouw een ongelijke positie in de huishouding hebben, beslissen zij samen over belangrijke zaken en zij geven hun kinderen meer zeggenschap over hun eigen zaken en toekomst.
  • copingstrategieën = coping = De manier waarop iemand omgaat met problemen en gebeurtenissen, alsmede omgaat met hevige gedachten of gevoelens. Zo kan iemand een actieve of passieve copingstijl hebben. Mensen met een actieve copingstijl hebben over het algemeen minder last van stress en beschikken over een betere geestelijke gezondheid.

De thuistaal van allochtone leerlingen als hefboom voor gelijke onderwijskansen

  • vehikel= (schertsend)
  • primordiaal= 1.behorend bij een stadium van wording 2.grondig, fundamenteel
  • Paradigma= 1.voorbeeld, model 2.(taalkunde) het geheel van flexievormen van een woord 3.constellatie van overtuigingen, waarden en handelwijzen die door de leden van een bepaalde samenleving worden gedeeld
  • native speaker= moedertaalspreker
  • taalverwerving= het zich eigen maken van de of een taal
  • implementatie= het invoeren van een nieuw systeem in een (data)verwerkende organisatie

Sociaal wenselijkheid

  • Cautions self-description = Mensen die zich op deze wijze voordoen, beschrijven zichzelf op een bescheiden manier
  • Conformeren = het eigen maken van normen en gedragingen van een groep
  • Correleren = samenhang
  • Dillman-Methode = een systeem van maatregelen om de response op schriftelijke enquêtes via de post zo groot mogelijk te maken.
  • Dissertatie = een proefschrift
  • De fundamentele attributiefout = eigen succes is het gevolg van eigen inspanning, eigen falen komt door de omstandigheden
  • Ingratiatie = in de gunst te komen
  • Het leugendectoreffect = sociale controle tijdens een gesprek, zorgt er soms voor dat sociaal ongewenst gedrag juist wordt toegegeven
  • Longitudinaal onderzoek = een onderzoek dat zich in een(lang)tijdsverloop voordoet
  • Het macroniveau = de grotere collectiviteiten waarvan mensen deel uit maken, het mesoniveau en de maatschappij
  • Het microniveau = Het onderscheid tussen gedrag in overeenstemming met de normen van kleine groepen in de directe omgeving
  • De randomized response = is een methode die speciaal ontworpen is om het bedreigende karakter van de vragen te minimaliseren en zo meer de validiteit van de antwoorden te verhogen
  • Het referendum = volksstemming
  • Satisfactie = gevoel van tevredenheid
  • De spiegelperceptie = Het is een vrij algemeen verschijnsel dat individuen aan de meeste mensen in een land hetzelfde gedrag of dezelfde mening toeschrijven als die welke zij zelf aan de dag leggen

Kansarmoede

  • Generatiearmen = Mensen waarbij een aantal communicatieve, sociale en praktische vaardigheden ontbreken die nodig zijn om in onze samenleving aanvaard te worden en ‘normaal’ te functioneren
  • Kansarmoede = Sociaal-economische positie die wordt gekenmerkt door een achterstand op verschillende terreinen tegelijk zoals inkomen, opleiding en vorming, huisvesting, welzijn en gezondheid, vrijetijdsbesteding en cultuur, politieke en maatschappelijke participatie
  • Eigenwaarde = Gevoel van hetgeen men waard is
  • Knowhow = De kennis die nodig is om iets te doen functioneren of te vervaardigen
  • Magneetschool = Het begrip magneetschool is afkomstig uit de VS. Deze scholen bieden iets extra`s, bijvoorbeeld een speciale opleiding in kunst, natuurkunde of een vreemde taal als voertaal voor enkele vakken
  • Concentratieschool = School met een opvallend hoog percentage vreemde leerlingen
  • Coöperatief leren = Bij coöperatief leren draait het om interactie en samenwerking tussen leerkracht en kinderen en vooral tussen kinderen onderling. (wordt ook wel eens ‘samenwerkend leren’ genoemd)
  • Watervaleffect = Fenomeen waarbij leerlingen in het voortgezet onderwijs eerst kiezen voor de moeilijkste onderwijsvorm of studierichting en na (herhaald) falen gradueel 'afdalen' naar een makkelijker onderwijsvorm
  • Brede school = Een school die nauw samenwerkt met de jeugdbeweging, de sportclub, de kinderopvang, het theatergezelschap,… uit de buurt

De school en het onderwijs

  • Notie = Begrip, idee
  • Bestendigen = Duurzaam maken, laten voortduren
  • Mandaat = Machtiging, opdracht
  • OECD = Organisation for Economic Co-operation and Development. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling is een samenwerkingsverband van 34 landen om sociaal en economisch beleid te bespreken, te bestuderen en coördineren. De aangesloten landen proberen gezamenlijke problemen op te lossen en trachten internationaal beleid af te stemmen
  • Voortschrijdend = Progressief
  • Scharniermomenten = Sleutelmomenten in een mensenleven, ervaren als absoluut, bv. het krijgen van een kind
  • Uitstroom = Uit zorgvoorzieningen of uit de bijstand; ook het geheel van leerlingen dat de school verlaat met of zonder diploma
  • Absenteïsme = Het meermaals of voortdurend, al dan niet rechtmatig afwezig zijn van personen op een plaats waar ze zouden moeten zijn. Hiervoor kunnen zowel tijdelijke als aanhoudende oorzaken het gevolg zijn. Het absenteïsme komt veelal voor tijdens drukke periodes, vakanties en feestdagen
  • Persistent = Blijvend, vastzittend
  • Bissen = Een schooljaar of studiejaar overdoen
  • Nopen = Ergens toe noodzaken, dwingen.
  • Ambivalent = Met twee verschillende waarden of mogelijkheden.
  • Paradigma = Model, voorbeeld.
  • Incorporeren = Inlijven.
  • Deficit = Tekort, nadelig saldo.
  • Facultatief = Niet verplicht.

Heeft de school een persoonlijkheid?

  • Kwalitatief onderzoek = Verbaal, beoordelend en opiniërend onderzoek
  • Tendens = Richting waarin iets zich ontwikkelt
  • Heterogeen = Ongelijksoortig
  • Dimensies = Elk van de richtingen waarin een lichaam zich kan uitstrekken, bv. lengte, diepte, hoogte, …
  • Schoolactoren = Alle personen die betrokken zijn bij een school
  • Nuanceverschil = Door een fijn onderscheid bepaald verschil
  • Comparatieve studie = Vergelijkende studie
  • Extracurriculaire activiteiten = Buitenschoolse activiteiten
  • Operationalisering = Gereedmaken voor gebruik, in gebruik nemen

Allochtone Ouderparticipatie in het Vlaamse Onderwijs

  • Drempelvrees = angst om een bepaalde stap te nemen
  • Extrinsieke motivatie = motivatie met redenen die binnen zichzelf liggen
  • GOK-leerkracht = Gelijke OnderwijsKansenleerkracht
  • Intrinsieke motivatie = motivatie met redenen die buiten zichzelf liggen
  • Laagdrempelige school = school waar iedereen zich welkom voelt en waar ze durven binnenwandelen om informatie te vragen
  • Participerende obser vatie = een observatie waar de observator actief aan deelneemt
  • Sociale mix = het aantal allochtone leerlingen ten opzichte van het aantal autochtone leerlingen
  • Wetenschapswinkel = een interuniversitair project dat wetenschappelijk onderzoek dichter bij de Vlaamse bevolking wil brengen

Soorten Schoolcultuur

  • Karakteristiek= kenmerkend, beschrijving van de kenmerkende eigenschappen van een persoon of zaak
  • Expliciet= uitdrukkelijk (tegengestelde: impliciet)
  • Impliciet= stilzwijgend erin begrepen (tegengestelde: expliciet)
  • Coalitie= verbond van twee of meer partijen of mogendheden tegen een bestrijdende partijen
  • Ad hoc= voor dit geval in het bijzonder
  • Kernwaarden= diep verankerde beweegredenen die dienen als maatstaf voor gedrag, worden als uniek ervaren
  • Indoctrinatie= het onder druk bijbrengen van of doen aanvaarden van bepaalde leerstellingen
  • Operationalisering= gereedmaken voor gebruik, in gebruik nemen

't Huis der Gezinnen

  • Psychotherapeut = een behandelaar die mensen die geestelijk lijden of ernstige psychosociale problematiek hebben, psychotherapie geeft om zo hun persoonlijke situatie te verbeteren.
  • Eerstelijnszorg = Eerstelijnszorg is zorg dichtbij huis. Het is het eerste aanspreekpunt voor mensen die zorg nodig hebben. Zorgverleners in de eerstelijnszorg zijn bijvoorbeeld de huisarts, apotheek, fysiotherapeut en tandarts.
  • Biopsychosociaal = zowel biologische, psychische als sociale aspecten spelen een rol
  • Drempelverlagend = bevorderlijk voor de begrijpelijkheid of toegankelijkheid van iets: we verwachten dat door deze drempelverlagende maatregelen meer personen onze cursus willen volgen
  • Primaire preventie = preventie gericht op het voorkomen van ziekten
  • Secundaire preventie = preventie gericht op het opsporen van ziekten in een stadium waarin nog geen of weinig klachten bestaan
  • Fantasmatisch/imaginair = zuiver denkbeeldig, niet voorstelbaar, slechts in de verbeelding bestaande
  • Affectief = een emotie verwekkend; het gemoedsleven betreffende
  • Disfunctie = verstoring van de normale werking van een orgaan of lichaamsdeel
  • Temper tantrums = woede-aanvallen bij jonge kinderen
  • Excessief = bovenmatig, buitensporig, overdreven